Soms ontvang ik van lezers interessante artikelen die een goede aanvulling of invulling zijn op wat op deze site al te lezen valt. Een mooi voorbeeld hiervan zijn teksten die ik kreeg van mevrouw Teuni Kuiper-van den Bos (74).
Ik publiceer drie onderdelen uit haar grotere studie ‘Veldcontact’, dat bijna 1000 pagina’s bevat. Het eerste deel gaan over de invloed van magneetvelden op fysiologische processen en Teuni past dit ook toe op ‘subtiel-magnetische velden’, op de handen van healers en het effect van bewustzijn op het herstel van gezonde fysiologische processen. Dan volgt deel 2 over het revitaliseren van water en het verband met morfogenetische velden. En tenslotte bespreekt zij in deel 3 hoe biofotonen en de kwantumfysica haar werk inspireren, en hoe Einstein nog in zijn graf onrustig zou worden.
Hier en daar vermeldt zij ook haar eigen hypotheses. Met haar instemming nodig ik lezers uit om hun visie op haar werk op deze site te delen. Samen komen we immers steeds verder.
Deel 1 De invloed van magneetvelden op de groei van enzymen
Het theoretisch buitengewoon knappe werk van Teuni Kuiper-van den Bos wordt in belangrijke mate ondersteund door het werk van de non en wetenschapper dr. Justa Smith. Zij toonde aan dat magneetvelden effect hebben op de groei van enzymen. Daarom bespreekt zij nu eerst het belang van haar werk en dat van enkele andere wetenschappers.
(1) De effecten van magnetische velden op de activiteit van enzymen.
In zijn Handboek energetische geneeskunde maakt dr. Richard Gerber (1988/1997) gewag van het werk van de non en biochemicus dr. Justa Smith, van het Human Dimensions Institute van het Rosary Hill College in New York. Zij stelde reageerbuisjes met het enzym trypsine bloot aan magnetische velden van een hoge intensiteit. In dit experimentele werk maakte zij gebruik van magnetische velden met een inductie van ongeveer 13.000 Gauss.
Met behulp van standaard spectrofotometrische methoden meette zij veranderingen in de activiteit van deze enzymen. Het bleek dat de enzymreactie werd versneld. Er volgden meer positieve experimenten. Deze toename van de enzymkinetica van verschillende enzymen was afhankelijk van de tijdsduur dat de enzymen magnetisch behandeld waren. Het werk van Justa Smith op het gebied van magnetische velden was het onderwerp van haar proefschrift.
Dr. Robert Miller uit Atlanta heeft als chemicus ook de biologische effecten van magneten op organismen onderzocht. Miller bekeek de groeibevorderende effecten van gewoon kraanwater in vergelijking met water dat met een magneet was behandeld. Hij gebruikte daarvoor twee groepen van elk 25 raaigraszaden.
De eerste groep zaden kreeg gewoon kraanwater. De tweede groep kreeg kraanwater dat aan een magnetisch veld was blootgesteld.
Na vier dagen ging hij kijken hoeveel van de 25 raaigraszaden in elke groep uitgelopen waren. Miller constateerde dat van de zaden die gewoon kraanwater hadden gekregen 8% ontkiemd was. Tot zijn verrassing vertoonden de zaden die water hadden gekregen dat met een magneet was behandeld een meer dan achtvoudige toename (68%) van zaailingontkieming.
Niet alleen de ontkieming werd gemeten. De planten werden ook onderzocht op verschillen in groeisnelheid, waarbij de hoogte van de planten na acht dagen werd bekeken. De planten die met een magneet behandeld water hadden gekregen brachten planten voort die aan het einde van dezelfde periode 28,6 % groter waren.
De eerdere waarnemingen van dr. Smith omtrent de biologische effecten van magnetische velden met een hoge intensiteit sloten goed aan op de testresultaten van dr. Miller. De door hen gebruikte magnetische velden hadden – direct of overgedragen door water – een groeibevorderend effect.
Blootstelling aan 13.000 Gauss heeft blijkbaar een groeibevorderend – dus positief – effect op levende organismen, terwijl 1 Gauss geen effect heeft. Daar tussenin zou dan de zone moeten liggen die een negatief effect sorteert.
(2) Evidentie voor het bestaan van het ‘subtiele’ magnetische veld
In het voorgaande besprak ik al een experiment van dr. Justa Smith waarin ze aantoonde dat een magneetveld met een sterkte van 13.000 Gauss een positief effect had op de ontwikkeling van enzymen. Maar deze onderzoekster ging verder en verdiepte zich ook de positieve effecten die ‘genezers’ kunnen bewerkstelligen omdat zij vermoedde dat ook hier magnetisme in het spel was. Ik citeer nu achtereenvolgens delen uit het Handboek energetische geneeskunde, door dr. Richard Gerber, 1988/1997. De citaten beginnen op de bladzijden 131 en 275.
[…] Onderzoek door dr. Justa Smith heeft aangetoond dat genezers de kinetische activiteit van enzymen kunnen versnellen op een wijze die overeenkomst vertoont met de effecten van magnetische velden van hoge intensiteit. Smith heeft het effect gemeten van de energieën die uitstralen van de handen van genezers op reageerbuisjes met het enzym trypsin.
Smith vroeg een genezer zich te concentreren op het sturen van energie naar een denkbeeldige patiënt, in dit geval een reageerbuisje met enzymen in zijn hand. De controle in het experiment bestond uit normale personen die eveneens reageerbuisjes met enzymen vasthielden om het mogelijk activerende effect van de warmte van de handen te simuleren.
Met behulp van standaard spectrofotometrische methoden beoordeelde zij de veranderingen in de activiteit van kleine hoeveelheden enzymen die in de loop der tijd uit de reageerbuisjes van de genezer en van de controlegroep werden genomen. Eerder onderzoek had uitgewezen dat magnetische velden van hoge intensiteit een enzymreactie konden versnellen.
Vergeleken met de controlegroep bleek alleen de energie van de genezer het tempo van de enzymreactie in de loop der tijd lineair te versnellen. Het experiment werd gewijzigd met andere enzymen. Met een bepaald enzym veroorzaakte de genezer een vermindering van de activiteit van het enzymen bij weer een ander enzym bleek er geen verandering op te treden.
Toen het enzym met de vertraagde activiteit (NAD-nase) werd bekeken vanuit het perspectief van cellulair metabolisme, ontdekte men dat de verminderde activiteit in dit enzym een grotere energiereserve van de cel tot gevolg had.
De activiteit van de enzymen die door de genezer waren beïnvloed, leken altijd in een richting te gaan die leidde tot meer algemene gezondheid en een evenwichtige metabolische activiteit van het organisme.
Smith voerde nog een variant van het experiment uit. Ze stelde het enzym trypsin bloot aan ultraviolet licht; dit licht staat erom bekend dat het schade berokkent de activiteit van een enzym door denatureren van het eiwit. Eerder was aangetoond dat de activiteit van het enzym werd hersteld met behulp van magnetische velden van hoge intensiteit.
Toen de genezer de beschadigde enzymen in de hand hield, bleken deze zich structureel te herstellen en actief te worden. Na geactiveerd te zijn bleef hun enzymactiviteit in de loop van de tijdlineair toenemen, afhankelijk van de tijd die de genezer het reageerbuisje met de beschadigde enzymen had vastgehouden. Hieruit volgt dat de energetische velden van de handen van de genezer de enzymen die door ultraviolet licht waren beschadigd, konden herstellen op een manier die te vergelijken valt met de werking van magnetische velden.
De energetische velden van genezers voldoen aan Tillers criteria voor negatieve ruimte/tijd-substantie, of magneto-elektrische energie, doordat zij bepaalde kwalitatieve overeenkomsten vertonen met magnetische velden en ook over negatieve entropische eigenschappen beschikken, d.w.z. het vermogen hebben om de schikking te herstellen van ontregelde moleculen, zoals enzymen.
Het experimentele bewijsmateriaal uit de voornoemde onderzoeken doet vermoeden dat de energieën van genezers magnetische kenmerken vertonen. De velden van genezers geven echter eigenschappen te zien die totaal verschillen van wat wij weten over conventionele magnetische velden. Zowel de handen van de genezer als magneten konden het groeitempo van planten versnellen en blauwe kristallen van kopersulfaat veroorzaken. Bovendien konden magnetische velden en de handen van genezers het reactietempo van enzymen vergroten.
Het is interessant dat in de eerste onderzoeken met magnetische detectoren het niet mogelijk bleek significante magnetische velden rondom de handen van genezers vast te stellen. Maar later onderzoek door dr. John Zimmerman aan de University of Colorado School of Medicine heeft verder bewijs aangedragen voor de veronderstelling dat genezende energie magnetisch van aard is.
Met behulp van een ultragevoelige magnetisch-veld-detector, een SQUID (Superconducting Quantum Interference Device), heeft Zimmerman aangetoond dat er significante verhogingen waren van de intensiteit van de magnetische velden die door de handen van de genezer werden uitgestraald.
De toename in magnetische signalen afkomstig van de handen van een genezer was honderden malen groter dan de achtergrondruis. Deze magnetische velden hadden echter een veel zwakker intensiteitsniveau dan nodig was om enzymeffecten in het laboratorium te produceren. In het experimentele werk met enzymen van Justa Smith werd gebruik gemaakt van magnetische velden met een inductie van 13.000 gaus, die minstens 26.000 maal sterker zijn dan het magnetisch veld van de aarde. Je zou zeker betrekkelijk intensieve magnetische velden rond de handen van genezers verwachten, als ze met magneten zouden proberen experimentele resultaten te vervalsen!
Bovendien hadden de energieën van genezers wisselende veranderingen in de mate van reactie bij de diverse enzymen tot gevolg, terwijl magnetische velden slechts een niet-specifieke verhoging van activiteit zouden kunnen vertonen.
De toename of afname van de enzym-activiteit leek altijd een afspiegeling te zijn van de natuurlijke cellulaire intelligentie.
Genezers waren ook in staat beschadigde enzymen te herstellen, vergelijkbaar met magnetische velden van hoge intensiteit.
Men veronderstelt hier dat de subtiele levensenergie van genezers voornamelijk magnetische eigenschappen lijkt te hebben. Dit is fascinerend, als men zich bedenkt dat healing tweehonderd jaar geleden in Frankrijk werd aangeduid met de term ‘magnetisch genezen’ toen Franz Anton Mesmer zijn experimenten met healing uitvoerde. Net zo min als nu kon men toen magnetische velden opsporen (met uitzondering van Zimmermans recente werk met de SQUID-detectoren). De energieën van genezers verschillen in zoverre van conventionele magnetische velden dat ze niet alleen kwalitatief verschillen in werking, maar ook kwantitatief, in die zin dat de magnetische velden die met genezers in verband worden gebracht bijzonder zwak zijn, maar toch een krachtige biologische en chemische werking hebben […] […] Zoals in hoofdstuk 4 [van Veldcontact] werd besproken, is het Tiller-Einstein-model een poging het gedrag van energie/materie die sneller gaat dan de snelheid van het licht wiskundig te beschrijven om een basis in de werkelijkheid te verschaffen voor subtiele energieën en subtiele lichamen die de mens niet kan waarnemen. Het domein van de fysieke materie, dat ons zo vertrouwd is, is de wereld van de positieve ruimte/tijd (+R/T). Het domein van energieën met een snelheid groter dan die van het licht is de wereld van de negatieve ruimte/tijd (-R/T).
Het eerste niveau van energieën die zich sneller dan de snelheid van het licht bewegen, bestaat uit etherische frequenties van materie en energie. Boven dit niveau ligt het astrale domein. Hoewel er bestaansfrequenties boven het astrale niveau zijn, d.w.z. het mentale en het oorzakelijke, is dit model momenteel niet in staat om domeinen buiten het astrale te beschrijven.
Volgens het Tiller-Einstein-model zijn +R/T-materie en –energie hoofdzakelijk elektrisch van aard (d.w.z. materie bestaat uit deeltjes als het elektron en proton, die elektrisch geladen zijn). Positieve ruimte/tijd is het domein van elektromagnetische straling (EM). Aan de andere kant bevindt zich –R/T-energie, die door haar voornamelijk magnetische aard wordt onderscheiden, en energie die als magneto-elektrische straling (ME) wordt beschreven.
Omdat ME-straling zich sneller dan het licht voortbeweegt, werkt ze niet in op conventionele EM-detectors. Behalve dat –R/T-energie magnetisch van aard is, heeft ze nog een ander uniek kenmerk (onder vele): de neiging tot negatieve entropie.
In het Tiller-Einstein-model wordt etherische energie geacht magnetische kenmerken te bezitten. Bovendien wordt ze met een negatief entropische neiging in verband gebracht. Dat wil zeggen dat de energieën van het etherisch lichaam eigenschappen bezitten die celsystemen tot staten van hogere orde en ordening aanzetten.
De opheffing van deze negatief-entropische tendens nadat het etherisch voertuig op het moment van sterven verdwijnt, is de reden dat het lichaam na de dood vergaat. Zodra de ordenende invloed van het etherisch lichaam is vervlogen, volgt het lichaam een positief-entropische neerwaartse spiraal van celafbraak en ontbinding.
Deze magnetische/negatief-entropische eigenschappen van etherische energie en materie zijn dezelfde attributen waarvan ontdekt werd dat ze met de velden van paranormale genezers samenhangn.
Genezers schijnen een overvloed van dezelfde ordenende etherische energie te bezitten, en zijn op de een of andere manier in staat om iets hiervan resonerend op hun patiënten over te brengen.
Omdat met genezers samenhangende velden waarschijnlijk een functie van –R/T-energieën zijn, laten ze overeenkomsten met magnetische velden zien wat betreft hun kwalitatieve effecten op water, maar zijn ze met conventionele EM-opname-apparatuur bijna niet waar te nemen. Er zijn echter sinds Smith haar experimenten uitvoerde nieuwe meetsystemen ontwikkeld, waarmee de magnetische aard van energievelden van genezers bevestigd kon worden. Smith was aanvankelijk niet in staat om met gevoelige gaussmeters eventuele magnetische velden rondom de handen van genezers waar te nemen. Bij recente experimenten van dr. John Zimmerman met uitermate gevoelige SQUID-detectors (Superconducting Quatum Interference Device: supergeleidende quantuminterferentie-apparatuur) die oneindig zwakke magnetische velden kunnen meten (zoals in hoofdstuk 4 werd vermeld), werd tijdens genezingssessies een grotere magnetisch-veldstraling vanuit de handen van paranormale genezers vastgesteld. Hoewel de toename in sterkte van het magnetisch veld dat uit de handen van genezers kwam honderd keer hoger was dan normale lichaamsactiviteit, waren deze met genezers samenhangende magnetische velden veel zwakker dan de magnetische velden die bij de experimenten van Smith om enzymen te versnellen werden gebruikt. Niettemin hadden deze nauwelijks waarneembare genezersvelden dezelfde krachtige uitwerking op biologische systemen die alleen door behandeling met magnetische velden van een hoge intensiteit teweeggebracht kon worden.
De etherische velden zijn zo ongrijpbaar, dat wetenschappers nog steeds moeite hebben hun aanwezigheid te meten, net zoals Benjamin Franklin in Mesmers tijd. Alleen via observatie van hun secondaire effecten op biologische (enzymen), fysieke (kristallisatie) en electronische systemen (elektrografische scanners) kan de wetenschap bewijs verzamelen omtrent de validiteit van etherische energieën. Een van de directe aanwijzingen voor het bestaan van het genezende/etherische veld is het effect ervan op de toenemende orde binnen een systeem, d.w.z. de negatief-entropische neiging ervan.
Een aantal onderzoekers is deze negatief-entropische eigenschap van genezende energie uiteindelijk gaan begrijpen. Het onderzoek van dr. Justa Smith wees erop dat genezers het vermogen bezitten om verschillende enzymsystemen selectief te beinvloeden, en wel in de richting van grotere ordening en energiebalans. Door verschillende enzymreacties te versnellen helpen genezers het lichaam zichzelf te genezen. (Dit is ook een van de grote, niet geaccepteerde principes van de geneeskunde. Artsen zijn slechts succesvolle genezers voor zover ze in staat zijn medicijnen, chirurgie, diëten en verschillende andere middelen toe te passen om het aangeboren genezende mechanisme van hun patiënten te helpen het eigen zieke lichaam te genezen.) Genezers geven het benodigde energetische zetje om het totale energetische systeem van de patiënt in homeostase terug te brengen. Dit genezende energetische zetje bezit bijzondere negatief-entropische, zelfordende eigenschappen die de cellen helpen om langs selectief bepaalde routes van celexpressie orde uit wanorde te scheppen […]
(3) Intelligentie van de blauwdruk
Alle verandering in de enzymen (of juist niet) bleken gunstig voor het optimaal functioneren van het organisme waarin ze thuishoorden en deze veranderingen leken dus aangestuurd te worden door de blauwdruk voor het functioneren van deze enzymen in dat organisme. Die veranderingen kwamen tot stand onder invloed van de ‘intelligentie van de blauwdruk’, want die blauwdruk bevat informatie omtrent een ‘intelligent’ ontwerp ofwel optimaal ontwikkelingsmodel. Die ‘intelligentie’ ofwel de morfogenese van de soorten streeft naar een functionele ordening van organismen, ofwel een negatieve entropie in de ontwikkeling en het functioneren. De gunstige veranderingen in de enzymen kwamen tot stand door een beter contact met de blauwdruk. Enzymen dragen het functioneren van een organisme. Enzymen gedragen zich dus optimaal conform de blauwdruk, als tenminste het DNA onbeschadigd of niet afwijkend is, want het DNA intermedieert voor het contact met de blauwdruk. Gewone magneetvelden versterken alleen de ontvangst van de veldinformatie door het versterken van de polarisatie, terwijl de subtiele magnetische velden van de genezer gekoppeld zijn aan het geheel van morfogenetische bewustzijnsvelden, waardoor er als het ware extra informatie wordt aangevoerd. Hier is dus sprake van extra informatie in plaats van versterking van de polariteit. Conventionele magneetvelden herstelden de enzymfunctie, hetgeen ook gebeurt conform de blauwdruk. Door de conventionele magneetvelden wordt het contact met de informatie versterkt, terwijl bij de subtiele energie van de genezers sprake is van een extra toevoer van informatie. Er is dus sprake van twee verschillende dynamieken die ieder gerelateerd zijn aan magnetisme.
(4) Frequenties van genezende handen
Er werd nog meer onderzoek verricht naar de manier waarop de handen van genezers energiek functioneren. In de jaren zestig van de vorige eeuw meette Andria Puharich een consistent magnetische puls van 8 Hz, die uit de handen van de genezers afkomstig was. Ook Robert Beck (kernfysicus) deed onderzoek aan genezers en meette wereldwijd de hersengolven van genezers. Onafhankelijk van hun eigen levensovertuiging vertoonden ze tijdens het ‘genezen’ allemaal hetzelfde hersengolfpatroon van 7,8 – 8 Hz.
Beck ontdekte dat het magnetisch veld van de aarde ook fluctueert tussen 7,8 en 8 Hz. Deze golven worden ook wel Schumann-golven genoemd. Beck ontdekte dat tijdens een genezende behandeling de hersengolven van de genezers synchroon liepen met de frequentie en fase van de Schumann-golven.
John Zimmerman (Bio-Electro-Magnetics Institute in Reno) ontdekte dat als een genezer in contact is gekomen met de Schumann-golven, zijn rechter- en linkerhersenhelft in balans komen en een alfaritme van 7,8 – 8 Hz vertonen. Door het opleggen van de handen worden ook de hersengolven van de patiënt in datzelfde alfaritme gebracht en worden ze fasesynchroon met die van de genezer. Ook worden de linker- en rechter hersenhelft in balans gebracht, waardoor ze zich synchroniseren. En dit leidt tot amplitudevergroting van de hersengolven van de patiënt en ook voor de door vibrerende quantumdeeltjes gedragen informatie.
Schumanngolven als informatieversterkende ‘draaggolf’
Zodra een ‘genezer’ zijn eigen hersengolven – via de ontspanning van de alfastaat – afstemt op de frequentie van de Schumanngolven, worden zijn eigen hersengolven versterkt door de Schumanngolven van de aarde. Resonantie van zijn eigen hersengolven met de Schumanngolven leidt tot een grotere amplitude van die eigen hersengolven.
Hersengolven – en dus ook de Schumanngolven – dienen als draaggolf voor fijnstoffelijke quantumdeeltjes die energieke morfogenetische- en bewustzijnsinformatie bevatten. Die quantumdeeltjes ontlenen hun energieke ‘power’ aan de energieke kracht van hun draaggolven. Hoe groter de amplitude van de draaggolven, hoe groter ook de amplitude van de informatiepatronen die worden gedragen door de quantumdeeltjes.
Zoals in het vervolg van deze studie nog nader wordt beschreven, resoneert het DNA van een organisme met deze door quantumdeeltjes gedragen informatie, hetgeen zorgt voor de aansturing van bijvoorbeeld de eiwitsynthese en de geheugenfunctie.
Bij de overdracht van de informatieve fibratiepatronen van de quantumdeeltjes op het DNA (eiwitsynthese) en/of de worm van het cerebellum (bewustzijnsinformatie) spelen ook nog de door deze quantumdeeltjes gegenereerde fotonen een rol. Ook dit wordt nog nader besproken.
Veldinformatie – zowel morfogenetische als geheugeninformatie – wordt heel basaal gedragen door de Schumanngolven, die daardoor onmisbaar zijn voor de ontwikkeling en het instandhouden van het aardse leven.
Daarnaast leidt afstemmen op de frequentie van de Schumanngolven tot een versterking van de amplitude van veldinformatie, waardoor de mens ontvankelijker wordt voor de versterkte informatie. Niet voor niets faciliteert de alfastaat de intuïtieve waarneming.
De amplitude van de Schumanngolven is niet constant omdat ze afhankelijk is van de straling van de zon en daarom fluctueert de Schumann Resonantie (SR) tijdens de dag op een heel regelmatige wijze.
Er zijn twee pieken waar te nemen in de amplitude van de Schumanngolven: eentje van 12.00 uur tot 14.00 uur en eentje van 2.00 uur tot 4.00 uur (wat precies samenvalt met de diepste ‘restorative sleep’ bij de meeste mensen, zoals wordt getoond door EEG’s in slaaplaboratoria).
Interessant is in dit verband dat mensen tussen 12.00 en 14.00 uur geneigd zijn tot ontspanning en een siësta, net zoals ze tussen 2.00 en 4.00 uur het diepst slapen. Juist tijdens die perioden zou de amplitude van de Schumanngolven het grootst zijn, wat inhoudt dat dan ook de de veldinformatie de grootste amplitude – en dus grootste ‘zeggingskracht’ – heeft.
- Zelf vermoed ik dat die piek-amplitude van de Schumanngolven ertoe leidt dat de hersengolven van een organisme, zoals de mens, de neiging krijgen om te gaan meeresoneren met die Schumanngolven, waardoor de mens makkelijker in de alfastaat zal komen. Tijdens de alfastaat krijgt de epifyse het signaal om meer melatonine te gaan produceren. Melatonine is het hormoon dat slaap induceert. Tijdens de piek van de amplitude van de Schumanngolven wordt dus de meeste melatonine aangemaakt, waardoor de grootste slaapinductie ook plaatsvindt tijdens deze twee perioden.
- Dat verklaart ook waarom de ‘restorative sleep’ deze naam heeft gekregen. Tijdens deze periode is de kwaliteit van het veldcontact het grootst en zal de eiwitfunctie het meest optimaal functioneren. Bekend is ook dat de periode van de siësta de beste intuïtieve ingevingen oplevert.
- Behalve met de Schumanngolven resoneren beide hersenhelften – onder aanvoering van die sterkere Schumanngolven – ook makkelijker met elkaar, hetgeen opzich al een vergroting van de amplitude oplevert.
Er is echter nog meer evidentie voor de relatie tussen de sterkte van de Schumanngolven en de kwaliteit van het veldcontact. En die evidentie komt naar voren tijdens de perioden dat de amplitude van de Schumanngolven het kleinst is en dus ook de kwaliteit van het veldcontact het kleinst.
- In ziekenhuizen is het statistisch significant dat de meeste sterfgevallen plaatsvinden na 4.00 uur in de vroege ochtend, als de kwaliteit van het veldcontact begint af te nemen. De meeste hartaanvallen vinden plaats tussen 7.00 uur en 10.00 uur, als de amplitude van de Schumanngolven op zijn laagst is.
Dat de meeste intuïtieve invallen en meest effectieve herstellende slaap plaatsvinden tijdens de grootste sterkte van de Schumanngolven en dat we de meeste sterfgevallen zien tijdens de zwaktste periode van die Schumanngolven wijst op een sterke relatie tussen de amplitude van de Schumanngolven en de kwaliteit van het veldcontact. En die relatie ligt in de informatieversterkende draaggolffunctie van de Schumanngolven die op hun beurt weer gerelateerd zijn aan de kwaliteit van de zonnestraling en de baan van de aarde om de zon.
Slaap wordt dus enerzijds geïnduceerd door de afname van de intensiteit van het zonlicht en anderzijds door de toename van de kracht van het Schumannveld dat de hersenen door resonantie laat neigen naar de alfastaat die de melatonineproductie op gang brengt.
En de kracht van de Schumanngolven is het grootst als de zon zo hoog mogelijk aan de hemel staat, of juist een tegengestelde positie inneemt op het andere halfrond. (De door de zon versterkte golven buigen zich om de aarde heen, waarna ze elkaar aan de andere kant weer ontmoeten en elkaar daarbij versterken tot een sterkere amplitude.
- Overdag is er wel de neiging tot de alfastaat, door resonantie met het Schumannveld, maar werkt de intensiteit van het zonlicht de vorming van melatonine nog tegen. Tijdens de siëstaperiode is er eigenlijk slechts een neiging tot ‘wegdommelen’.
- In de nacht is het donker en versterken de afwezigheid van licht plus de sterkere Schumangolven elkaar wél in de aanmaak van melatonine en de inductie van slaap.
Vanuit de bovenstaande redenering zal duidelijk zijn dat de alfastaat waarin genezers zichzelf makkelijk kunnen brengen bijdraagt aan een sterker veldcontact, waardoor genezingprocessen – conform de functioneringsblauwdruk van de mens – ook beter kunnen verlopen.
Het beste resultaat zou daarbij dan ook nog kunnen worden behaald net na de middag of tussen 2.00 en 4.00 uur ’s nachts.
Deze Schumanngolven hebben een frequentie van 7,8 Hertz. Interessant is in dit verband dat de frequentie van de hersengolven van de hippocampus – die bij het geheugen is betrokken – van alle zoogdieren ook 7,8 Hertz bedraagt.
Synchronisatie en bewustzijnsniveaus
Interessant is dat wetenschappers recent ontdekten dat de bewustzijnsniveaus van de mens afhangen van synchronisatie. Ik citeer van de bladzijden 70 en 71 van Het Bewustzijn, door J. Allan Hobson, 2000:
[…] Neuronale ritmen: synchroniciteit. Ook de thalamus heeft zijn eigen reticulaire structuren. Hij wordt omgeven door een dunne schil van zenuwcellen. Hun activiteit dringt door tot in de kern en oefent daar een krachtig remmend effect uit op de voornaamste cellen van de thalamus, de cellen die de specifieke gegevens naar en van sectoren in de hersenschors geleiden waarmee zij verbonden zijn. Op die manier wordt de informatiestroom selectief doorgelaten.
Op grond van wat we tot nu toe hebben ontdekt, komt de reticulaire nucleus van de thalamus het meest in aanmerking voor de functie van aan/uit-schakelaar van het bewustzijn. Als het activeringsniveau van de hersenstam ook maar een fractie afneemt, beginnen de thalamocorticale circuits te oscilleren in een intrinsiek ritme dat hun eigen stimulerende en remmende eigenschappen bepalen. Dit type synchroniciteit draagt bij aan het totale verlies van bewustzijn dat plaatsvindt tijdens de NREM-slaap (non-rapid eye movement) […]
[…] Als dieren taken uitvoeren die alertheid en analyse vergen, oscilleren hun hersencellen gelijktijdig met een frequentie van 35-40 trillingen per seconde. Men beweert dat het menselijk bewustzijn afhangt van een dergelijke synchronisatie. Maar synchroniciteit van het thalamocorticale circuit betekent slaap. De synchroniciteit op zichzelf kan dus onmogelijk de bepalende factor zijn. Als bewustzijn niet afhangt van de neurale synchroniciteit zelf, hoe zit het dan met de frequentie en de amplitude van de hersengolven? Tijdens de slaap en andere onbewuste situaties is de golffrequentie doorgaans lager en de amplitude groter dan tijdens andere bewustzijnstoestanden, waaronder waken. De frequentie van de synchrone activiteit in de hersenen is een functie van de activering. Hoogfrequente synchrone activiteit in de hersenen is een functie van de activering. Hoogfrequente synchrone activiteit wordt veroorzaakt door activering van de reticulaire formatie. Laagfrequente synchroniciteit ontstaat als de activering beneden een kritisch niveau daalt […]
Hoe groter de amplitude van de hersengolven, hoe groter ook de amplitude van de resonerende gluonen in de aura. De amplitude van de hersengolven is bepalend voor de amplitude van de gluonen omdat het elektromagnetisch veld dat door die hersengolven wordt opgewekt ook dient als voedend draagveld voor de gluonen. In die zin versterkt het veld van de hersengolven dus het universele draagveld dat altijd de gluonen voedt. Meditatie werkt dus op twee manieren versterkend op de amplitude van de informatiedragende gluonen, namelijk door versterking van het draagveld in de aura en door toename van het aantal resonerende gluonen.
- In feite intermedieert de genezer voor het alfaritme van het aardmagnetisch veld, waarmee de patiënt dan begint mee te resoneren.
- Dat aardmagnetisch veld is eigenlijk een magnetisch aandeel van het Higgs-draagveld, dat de gluonen en fotonen draagt en daarmee bewustzijnsinformatie in de meest brede zin.
- De genezer brengt dus via zijn aandeel in de resonans-overdracht de patiënt in contact met functionerings-informatie uit de morfogenetische- en andere informatievelden. Hij is behulpzaam bij het verbeteren van het veldcontact. De genezer heeft zelf ook al een amplitude-versterkend effect op deze informatie, die daarna ook nog eens door de patiënt op dezelfde – via synchronisatie van hersengolven – manier wordt versterkt.
- Hieruit volgt dat het aardmagnetisch veld drager moet zijn van allerlei informatie met een magnetisch karakter en daarmee is dan tevens – voor wat betreft aardse levensprocessen – de verblijfplaats van het geheugen en morfogenetische informatie gelokaliseerd.
De hemel op aarde
Het bovenstaande impliceert dan ook meteen waar de ‘hemel’ – in de zin van het hiernamaals voor ons bewustzijn – zich bevindt: in de aarde-sfeer, ofwel in het aardmagnetisch veld dat zich in en rond de aarde bevindt. Het bewustzijn bevindt zich in de gluonen en de informatie in de fotonen die tevens de overdracht ervan mogelijk maken.
Die elektromagnetische hemel wordt voortdurend opgeladen door de elektriciteit van de bliksemschichten die vanuit satellieten zo mooi zichtbaar zijn. De magnetische zonneactiviteit speelt hierbij een grote rol.
Angelieke bewustzijnsvormen zijn te lokaliseren in de omvattender sterrenstelsels en clusters van sterrenstelsels. De aard van de aardkern dient als basis voor dat aardse magneetveldveld omdat het bestaat uit materiaal dat een grote dichtheid van gebonden gluonen bevat.
Inmiddels heb ik – Teuni – de theorie ontwikkeld dat kraanwater een soort van ‘gebroken’ water is en daarom niet als één geheel kan resoneren met de aansturende veldinformatie. Als die gebroken waterstructuur door een behandeling met elektrische of magnetische velden/invloeden (magneet of de invloed van een zogenaamde magnetiseur) weer geheeld is – ofwel een grotere oppervlaktespanning heeft gekregen doordat de onderlinge adhesie van de watermoleculen toegenomen is – dan wordt de resonantie weer optimaal en dientengevolge ook de amplitude van die geresoneerde informatie. En dat heeft dan weer een positief effect op het functioneren van levende organismen.
In Deel 2 gaat Teuni verder in op gebroken en geheeld Water
Add comment